Een kwart van de ziekenhuizen maakt nog geen gebruik van het gestandaardiseerde evaluatie-instrument voor de opvolging van mensen die een zelfmoordpoging ondernomen hebben. Voor kinderen onder de 16 jaar maakt slechts 36 procent van de ziekenhuizen gebruik van het instrument. Dat blijkt uit cijfers die Freya Saeys heeft opgevraagd bij minister van Welzijn Jo Vandeurzen (CD&V).
Voor Freya Saeys moeten de cijfers omhoog. “Bij volwassenen moeten we er toch in slagen om een gestandaardiseerd evaluatie-instrument te gebruiken in alle ziekenhuizen, maar ook voor kinderen moet het beter”, aldus Saeys.
Risicogroep
Mensen die reeds een zelfmoordpoging ondernomen hebben, vormen een belangrijke risicogroep binnen suïcidepreventie. Daarom is het ook de bedoeling dat suïcidepogers die in een spoedafdeling van een ziekenhuis worden opgenomen, opgevolgd worden. Door middel van een evaluatie wordt het risico op zelfmoord ingeschat en een traject op maat uitgetekend. Daar bestaan twee instrumenten voor. Voor volwassenen is er het instrument IPEO, voor jongeren onder de 16 jaar is er KIPEO.
Cijfers
Maar lang niet alle ziekenhuizen gebruiken die instrumenten, zo blijkt uit cijfers die Vlaams parlementslid Freya Saeys heeft opgevraagd bij minister Vandeurzen. “IPEO wordt momenteel gebruikt door 76 procent van de Algemene Ziekenhuizen in Vlaanderen, terwijl de KIPEO slechts door 36 procent in gebruik is”, aldus Saeys. Volgens Vandeurzen ligt de reden voor het lage aantal bij kinderen vooral bij het gering aantal jonge suïcidepogers op de spoedgevallendiensten, waardoor men weinig routine kan opbouwen.
Maatregelen
“Hier moeten we volgens mij een beter zicht op krijgen”, zegt Saeys. “Ofwel moeten bijkomende inspanningen leveren met KIPEO ofwel moeten we de methode in vraag durven stellen”, meent de Open Vld-politica. “Ook voor volwassenen moeten we ziekenhuizen aanzetten het instrument IPEO te gebruiken. Een gestandaardiseerd model voor alle ziekenhuizen in Vlaanderen is meer dan wenselijk.”