Ik was fier om afgelopen weekend samen met minister Vandeurzen het eerste rompertje ‘Ik hou van mama, ze hoeft niet perfect te zijn’ te kunnen overhandigen aan de jonge ouders van baby Jara. Dit betekende meteen de start van een campagne om het taboe dat heerst rond postnatale depressie te doorbreken.
Als initiatiefnemer van de resolutie betreffende de vroegtijdige detectie en behandeling van de depressie eind vorig jaar in het Vlaams Parlement juich ik deze campagne toe. Maar dit is nog maar het begin. Postnatale depressie is een onderschat probleem. Wetende dat er jaarlijks gemiddeld 65.000 bevallingen in Vlaanderen zijn, waarvan 15% van de moeders een postnatale depressie krijgen, worden jaarlijks bijna 10.000 vrouwen getroffen. De samenleving, gynaecologen en andere zorgverstrekkers zien de symptomen vaak als onderdeel van de zwangerschap, die verdomde hormonen, en besteden bijgevolg er te weinig aandacht aan. Als huisarts kan ik enkel maar bevestigen.
Enkele jaren geleden, toen ik afstudeerde als arts, en ik vol enthousiasme en idealisme aan mijn assistentschap Gynaecologie-Verloskunde begon, werd mijn roze wolk al na enkele maanden doorprikt. Het was hollen van operatiekwartier, naar verloskamer, naar zaal en terug met telkens een immense tijdsdruk en bijgevolg weinig tijd om met patiënten een goed gesprek te hebben.
Ik herinner me, tijdens het meevolgen van consultaties, een moeder die zes weken na haar bevalling op controle binnenkwam, die onmiddellijk in tranen uitbarstte. Ze vertelde dat ze niet blij was moeder te zijn en gaf toe dat ze al een hele tijd somber en angstig was, maar uit schaamte niks gezegd had tegen haar man of familie. De collega schonk er weinig aandacht aan uit onwetendheid en/of tijdsgebrek. Het is tijdens mijn opleiding verloskunde dat ik besefte dat ik op deze manier niet aan geneeskunde wou doen. Ik wou voldoende tijd kunnen nemen om te luisteren. De patiënt zien op een holistische manier. Fysiek en mentaal.
“De strijd tegen postnatale depressie is een én-én verhaal: en sensibilisering en screening en een voldoende aanbod op maat”
Iets later ben ik als huisarts gestart, maar ook daar zag ik problemen opduiken van zwangere en pas bevallen moeders die zich slecht in hun vel voelden en daar al een hele tijd mee rondliepen, het tijdsgebrek van collega’s, het niet herkennen van de signalen, het gebrek aan een doorverwijsregister enz. Een sensibiliseringscampagne naar ouders én zorgverstrekkers is absoluut een goede stap vooruit. Maar daar mag het niet stoppen.
Een volgende stap moet er één zijn van het vroegtijdig opsporen van de depressie. Tot op de dag van vandaag bestaat er geen screening. Nochtans heeft wetenschappelijk onderzoek al voldoende het belang van screening aangetoond en bewezen dat hoe vroeger men een depressie in een zwangerschap detecteert, hoe sneller men kan ingrijpen en men kan starten met een behandeling.
Het meest gebruikte screeningsinstrument is de Edingburgh Postnatal Depression Scale (EPDS), een vragenlijst bestaande uit tien vragen en die maar vijf minuten in beslag neemt. Verschillende studies wijzen op de nauwkeurigheid en effectiviteit van het screeningsinstrument. Het Noorse Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg publiceerde een rapport dat uitwees dat postnatale screening met EPDS in combinatie met interventie het percentrage vrouwen met depressieve symptomen op vier tot zes maanden verlaagt met 40%. Er werden geen nadelige effecten van screening of interventie op de moeder, het kind, of het gezin gemeld. Tegelijk met de screening moeten we werken aan een aanbod, ambulant en indien nodig residentieel, goed gespreid over gans Vlaanderen. Want wie screent zal meer vrouwen met een postnatale depressie in het vizier krijgen en dan moet de hulp onmiddellijk beschikbaar zijn. De strijd tegen postnatale depressie is een én-én verhaal: en sensibilisering en screening en een voldoende aanbod op maat. Ik hoop werkelijk dat de vele vrouwen die getroffen worden door een postnatale depressie geholpen worden, want een moeder verdient zorg! Bemoeder haar!