“Een humanitaire crisis, zo omschreven de medisch coördinatoren van Artsen Zonder Grenzen de recente situaties in de woonzorgcentra”, schrijft Freya Saeys. “En dat is even slikken.”
Artsen Zonder Grenzen (AZG) is het immers gewend om te werken in zwaar risicogebied. Dat zulke taferelen zich voordoen in woonzorgcentra bij ons, in eigen land, hakt er extra in.
De coronacommissie in het Vlaams Parlement evalueert de voorgaande periode en onderzoekt wat beter kan bij een eventuele nieuwe crisis. Daar kwam de aangrijpende getuigenis van AZG aan bod. Bij de start van de coronacrisis ondersteunde AZG een tijd de ziekenhuizen, maar vanaf begin april zag men al vlug in dat de woonzorgcentra dringend extra ondersteuning nodig hadden.
AZG voelde de nood om in te grijpen en contacteerde uit eigen beweging verschillende woonzorgcentra. Uiteindelijk bezocht en ondersteunde de organisatie 21 woonzorgcentra in Vlaanderen. De situaties die ze daar tegenkwamen waren vaak hallucinant. Door een gebrek aan steun op het terrein – hulp van de externe arts, psychologen, kinesisten etc. was weggevallen – was de ploeg van AZG vaak de eerste die ter plekke kwam. Zij moesten dan ook als eerste alle emoties en vragen opvangen van de voorbije weken, van zowel personeel als bewoners.
In de steek gelaten
Schokkend is vooral dat er weinig prioriteit werd gegeven aan de woonzorgcentra. Velen staarden zich blind op de ziekenhuizen, terwijl er ook in woonzorgcentra rampen dreigden. Twee problemen lagen daar aan de oorzaak: een tekort aan persoonlijk beschermingsmateriaal, én een gebrek aan expertise om dit materiaal rationeel te gebruiken. En dat is niet abnormaal.
Laten we niet uit het oog verliezen dat zorgkundigen in woonzorgcentra niet altijd opgeleid zijn om medisch technische zorg uit te voeren. Ze rekenen voor specifieke medische zorgtaken vaak op externe partners, maar door de crisis daalde die samenwerking zienderogen. Ze waren onvoldoende voorbereid met als gevolg dat de zorgkwaliteit daalde. En dat was niet alles: in 27 % van de gevallen kregen noodoproepen vanuit WZC geen gehoor. Het personeel voelde zich dus regelmatig in de steek gelaten.
Dit gevoel kwam ook tot uiting op het terrein. De psychologe van AZG gaf aan overweldigd te zijn door de psychologische impact op het personeel én de bewoners. Het personeel was angstig dat zijzelf de veroorzaker waren van de verdere verspreiding van het virus. Vaak waren werknemers mentaal zo uitgeput dat ze het niet meer konden opbrengen online broodnodige informatie te verifiëren over het virus.
Uit De Zorgsamen-barometer (april 2020) werd al snel duidelijk hoe zwaar de crisis woog op de mentale toestand van het personeel. Toch kwamen er pas concrete hulpacties tot stand vanaf midden juni. En dat is jammer: wanneer toxische stressreacties snel worden opgevangen, maakt dit nochtans een wereld van verschil. Naar de toekomst toe is het erg belangrijk acties te koppelen aan zulke observaties en te zorgen voor voldoende daadkracht.
Mobiele teams
Het belang van ter plaatse aanwezig zijn, valt niet te onderschatten. Er is nood aan een duurzame ondersteuning zodat de bewoners en het personeel een stem krijgen in dit verhaal. Dit hoeft evenwel geen ellenlange begeleiding te zijn. Een korte, maar krachtige ondersteuning zou moeten volstaan, opdat hun veerkracht versterkt wordt en ze er weer tegenaan kunnen.
In totaal zouden er voor Vlaanderen zo’n 15 teams nodig zijn. De psychologische steun moet van begin af aan aanwezig zijn, en het is opportuun dat deze allemaal in één team zit vervat. Bij AZG wierpen ze de terechte vraag op of het geen must is een (interne) psycholoog te hebben in elk woonzorgcentrum.
We moeten in elk geval gewapend zijn voor een tweede golf en het personeel niet zonder perspectief het strijdtoneel insturen. Of er een nieuwe strijd losbarst, valt af te wachten, maar dat er een proactieve aanpak nodig is, behoeft geen betoog.
Dit artikel verscheen op www.artsenkrant.be op 23 juli 2020.