In mei 2019 werd bepaald dat de Vlaamse Regering een sociale kaart opstelt en bijhoudt. Deze geeft een overzicht van actieve zorgaanbieders en hun contactgegevens. Bij consultatie van deze databank blijkt echter dat er nauwelijks individuele zorgverleners in werden opgenomen. Vlaams Parlementslid Freya Saeys (Open Vld) stelde de minister een schriftelijke vraag over de gegevens en de raadpleging van de sociale kaart.
Historische achterstand van zorgberoepen
Saeys nam de sociale kaart kritisch onder de loep en kaartte aan dat de lijst niet exhaustief is. Individuele zorgverleners worden immers niet of nauwelijks opgenomen; voornamelijk de diensten, grote ziekenhuizen en centra staan erin. Volgens de minister is dit te wijten aan de historiek van het instrument: de individuele zorgverleners worden pas sinds 2018 actief in de databank opgenomen, terwijl dit voor de zorgvoorzieningen al sinds 2001 het geval was.
De zorgverstrekkers worden via de SEL’s (samenwerkingsinitiatief in de eerstelijnsgezondheidzorg) en de LMN’s (lokaal multidisciplinair netwerk) individueel gevraagd om hun gegevens te delen op de sociale kaart. De minister gaf echter toe dat deze momenteel niet allemaal meewerken en dat dus niet overal alle zorgberoepen zijn opgenomen.
De zorgvoorzieningen krijgen bovendien om de paar jaar de vraag om te controleren of hun gegevens correct zijn, terwijl dit voor de zorgverstrekkers niet het geval is. Zij kunnen, in tegenstelling tot de zorgvoorzieningen, hun eigen gegevens nog niet zelf beheren. In dit kader is het de bedoeling om de sociale kaart in de toekomst te koppelen aan authentieke bronnen van diverse overheden.
Consultaties
Saeys vroeg daarnaast de cijfers op over het aantal consultaties per maand van de databank. De sociale kaart heeft ongeveer “200.000 bezoekers per maand”. Uit de laatste cijfers van juli dit jaar waren er 150.017 sessies per maand en 120.983 bezoekers die maand. Over de herkomst van de bezoekers zijn er echter geen gegevens beschikbaar omdat de databank anoniem toegankelijk is.