Het aantal gebruikers van dienstencheques zit in de lift: in 2018 gebruikten maar liefst 744.930 mensen dienstencheques, goed voor een verkocht aantal cheques van 86,8 miljoen (jaarrapport van het Departement Werk en Sociale Economie). Het stelsel dreigt echter slachtoffer te worden van haar eigen succes: doordat het aantal gebruikers groeit, stijgt ook de kostprijs van het systeem voor de overheid. Met het nieuwe regeerakkoord wordt de dienstencheque dan ook 90 eurocent duurder door een verminderde fiscale aftrek. De nominale prijs per stuk blijft wel onveranderd.
Een vaak gehoorde optie om de prijs van het dienstenchequestelsel voor zowel de overheid als de gebruikers onder controle te houden is de zogenaamde derdenfinanciering. In eerste instantie wordt er dan gedacht aan werkgevers die de dienstencheque optioneel als extralegaal voordeel kunnen aanbieden aan hun werknemers. Recent zien we echter in Vlaanderen ook een andere praktijk tot stand komen. Het Neutraal Ziekenfonds Vlaanderen (NZV) kondigde enkele weken geleden aan een deel van je poetshulp terug te betalen, tot € 100 per jaar. Op voorwaarde dat ze in zee gaan met een huishoudhulp van Het Poetsbureau, krijgen leden van het Neutraal Ziekenfonds zo 1 euro per dienstencheque terugbetaald.
Meteen rijst de vraag of dit überhaupt nog de rol is van een ziekenfonds. Strikt gezien draagt dit niet bij tot de verbetering van de gezondheid van haar leden. De basisreden voor het tot stand komen van het stelsel van dienstencheques is betaalbare huishoudelijke hulp bieden aan werkenden. Dit staat los van hun gezondheid. Ziekenfondsen blijven in de eerste plaats nog steeds bedoeld voor gezondheidszorg en niet voor huishoudelijke diensten.
Ordinaire makelaars
Waar de link tussen een huishoudhulp en gezondheid nog voor discussie vatbaar is op het vlak van welzijn, is een andere praktijk die ons bereikte vanuit een andere mutualiteit totaal onaanvaardbaar.
Een lokale dienstencheque-onderneming (DCO) werd reeds benaderd door een mutualiteit met de vraag om leden aan te brengen. De DCO wordt extra gestimuleerd door de belofte van een ‘premie’ die hoger ligt naarmate het aantal aangebrachte leden stijgt: 50 euro per aangebracht lid voor de eerste tien leden en 75 euro vanaf het elfde. Dit heeft niets meer te maken met welzijn, maar alles met ordinaire ledenronseling via tussenpersonen.
Op die manier worden dienstenchequebedrijven eigenlijk makelaars die voor een percentje leden ronselen in opdracht van mutualiteiten. Uitgerekend instanties die zelf vaak ‘de commercialisering van de zorg’ verwijten, gaan nu zelf de hyper-commerciële toer op door hun leden te ‘kopen’, terwijl zij over deze praktijken in het ongewisse blijven.
Daarnaast vindt er een perverse transfer plaats tussen het Vlaamse en federale niveau: geld dat op het Vlaams niveau wordt bespaard om de rendabiliteit van de DCO’s aanvaardbaar te houden, wordt via de ziekenfondsen op het federale niveau opnieuw uitgegeven. Door dit soort transacties van ziekenfondsen zal de vraag naar meer transparantie over hun uitgaven alleen nog maar groter worden. Bovendien ontstaat er door exclusiviteitscontracten van mutualiteiten met bepaalde bedrijven een bedenkelijke concurrentie tussen DCO’s mét en zonder steun vanuit een mutualiteit.
Dubbele keuzevrijheid
De inmenging van sommige ziekenfondsen druist dan ook in tegen de dubbele vrije keuze van mensen: de keuze om met een bepaald dienstenchequebedrijf in zee te gaan en de keuze om naar de mutualiteit van je voorkeur te gaan.
Derdenfinanciering van dienstencheques is zeker een mogelijkheid, maar of deze financiering moet gebeuren door ziekenfondsen is twijfelachtig. Waar echter geen discussie over mogelijk is, is het feit dat derdenfinanciering kan gebeuren door een ziekenfonds dat er onethische praktijken op nahoudt. Dit is immers totaal niet in het belang van de leden, maar louter een verrijking voor zichzelf. Laat ons dus schoon schip maken met dit soort praktijken door hen in de kiem te smoren.